de zee, een wirwar van stromingen
Waarom een zwembeurt aan zee soms een hachelijke onderneming kan zijn? Lees erover in bijgevoegd document 'De zee, een wirwar van stromingen', gepubliceerd door het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ) in 'De grote rede', 2015, p.42.
Daarom, zwem alleen in bewaakte zone en tijdens de bewakingsuren, want voor je het weet kan je wel eens afdrijven naar een onbekende bestemming, geraak je in paniek, geraak je uitgeput en kan je verdrinken.
Getijstromingen ontstaan door de werking van eb en vloed. Bij vloed stroomt het water noordoostwaarts (richting Nederland) aan een snelheid van wel 1-1,5 meter per seconde, mee met de tijgolf. Bij eb stroomt het richting Frankrijk. Tussenin nemen de stromingen af en keren ze om. Nabij het strand staat deze stroming volledig evenwijdig met de kustlijn.
Er zijn de kleine stromingen (Stokes drift) die ontstaan door de golven zelf (waterdeeltjes die een heel klein beetje vooruit gaan). Deze bewegen zich richting strand en zijn het sterktst nabij het zeekoppervlak. Het zijn deze stromingen die je bij elke golf die langskomt, een duwtje in de rug geven richting strand.
Onderstromingen zijn de terugstromingen die het water dat naar het strand loopt terugvoeren naar zee. Deze is groter richting zeebodem. Deze stroming kan je goed voelen als je niet te ver van de waterljn staat en voel je enkele seconden nadat een grote golf is gepasseerd. Hierbij wordt veel zand terug in zee meegenomen. Soms dreig je zelfs om te vallen. Deze is vooral voor kinderen gevaarlijk die hierbij hun evenwicht kunnen verliezen.
En dan heb je de muistromen die erg gevaarlijk kunnen zijn voor zwemmers. Deze komen voor op plaatsen waar het strand plaatselijk wat lager is of langs strandhoofden. Hierlangs passeert veel water richting zee waardoor veel druk wordt gecreëerd dat maakt dat de stroom er een snelheid kan behalen tot 8 km/uur. Wanneer de golven groter zijn is de snelheid van de muistroming ook hoger en de omstandigheden daarom gevaarlijker. Een wind vanuit het land kan daarenboven de muistroom nog aanzienlijk versnellen. Deze stromingen kunnen je tot ver in zee drijven, waar je de grond niet meer kan raken. Dit kan tot paniek lijden en tot uitputting, en tenslotte tot verdrinking.
Een parallelstroming, die zoals het woord al laat vermoeden, stroomt parallel met de kust en ontstaat als de golven schuin op het strand toekomen en breken. Deze stroming maakt dat als je rustig in het water ligt te dobberen, je 'afdrijft'. Dan merk je wanneer je uit het water komt, dat je achtergelaten handdoek een eindje verderop ligt. Deze stroming, wanneer ze nog versterkt wordt door de getijstroming, maakt dat je afdrijft richting strandhoofden, een plek die je best mijdt vanwege de muistromen.
De wind veroorzaakt golven, maar ook rechtstreeks stromingen dichtbij het oppervlak: oppervlaktestromingen. Deze ontstaan doordat de wind de waterdeeltjes aan het zeeoppervlak vooruit duwt. Deze hebben een invloed op niets vermoedende zwemmers en drijvende voorwerpen. Staat de wind in dezelfde richting als de golven en dus met de parallelstroming, dan wordt dit effect op drijvende voorwerpen nog versterkt. Verraderlijk wordt het wanneer de wind richting zee staat. Die zorgt ervoor dat golven trager het land bereiken. Oppervlaktestromingen die hieruit ontstaan drijven een zwemmer naar de diepere zee wat ook gevaarlijke situaties kan opleveren.
Dit videobericht van de Nederlandse Omroep RTL4 (2009) geeft je een idee van het gevaar van onderstromen.
Daarom, zwem alleen in bewaakte zone en tijdens de bewakingsuren, want voor je het weet kan je wel eens afdrijven naar een onbekende bestemming, geraak je in paniek, geraak je uitgeput en kan je verdrinken.
Getijstromingen ontstaan door de werking van eb en vloed. Bij vloed stroomt het water noordoostwaarts (richting Nederland) aan een snelheid van wel 1-1,5 meter per seconde, mee met de tijgolf. Bij eb stroomt het richting Frankrijk. Tussenin nemen de stromingen af en keren ze om. Nabij het strand staat deze stroming volledig evenwijdig met de kustlijn.
Er zijn de kleine stromingen (Stokes drift) die ontstaan door de golven zelf (waterdeeltjes die een heel klein beetje vooruit gaan). Deze bewegen zich richting strand en zijn het sterktst nabij het zeekoppervlak. Het zijn deze stromingen die je bij elke golf die langskomt, een duwtje in de rug geven richting strand.
Onderstromingen zijn de terugstromingen die het water dat naar het strand loopt terugvoeren naar zee. Deze is groter richting zeebodem. Deze stroming kan je goed voelen als je niet te ver van de waterljn staat en voel je enkele seconden nadat een grote golf is gepasseerd. Hierbij wordt veel zand terug in zee meegenomen. Soms dreig je zelfs om te vallen. Deze is vooral voor kinderen gevaarlijk die hierbij hun evenwicht kunnen verliezen.
En dan heb je de muistromen die erg gevaarlijk kunnen zijn voor zwemmers. Deze komen voor op plaatsen waar het strand plaatselijk wat lager is of langs strandhoofden. Hierlangs passeert veel water richting zee waardoor veel druk wordt gecreëerd dat maakt dat de stroom er een snelheid kan behalen tot 8 km/uur. Wanneer de golven groter zijn is de snelheid van de muistroming ook hoger en de omstandigheden daarom gevaarlijker. Een wind vanuit het land kan daarenboven de muistroom nog aanzienlijk versnellen. Deze stromingen kunnen je tot ver in zee drijven, waar je de grond niet meer kan raken. Dit kan tot paniek lijden en tot uitputting, en tenslotte tot verdrinking.
Een parallelstroming, die zoals het woord al laat vermoeden, stroomt parallel met de kust en ontstaat als de golven schuin op het strand toekomen en breken. Deze stroming maakt dat als je rustig in het water ligt te dobberen, je 'afdrijft'. Dan merk je wanneer je uit het water komt, dat je achtergelaten handdoek een eindje verderop ligt. Deze stroming, wanneer ze nog versterkt wordt door de getijstroming, maakt dat je afdrijft richting strandhoofden, een plek die je best mijdt vanwege de muistromen.
De wind veroorzaakt golven, maar ook rechtstreeks stromingen dichtbij het oppervlak: oppervlaktestromingen. Deze ontstaan doordat de wind de waterdeeltjes aan het zeeoppervlak vooruit duwt. Deze hebben een invloed op niets vermoedende zwemmers en drijvende voorwerpen. Staat de wind in dezelfde richting als de golven en dus met de parallelstroming, dan wordt dit effect op drijvende voorwerpen nog versterkt. Verraderlijk wordt het wanneer de wind richting zee staat. Die zorgt ervoor dat golven trager het land bereiken. Oppervlaktestromingen die hieruit ontstaan drijven een zwemmer naar de diepere zee wat ook gevaarlijke situaties kan opleveren.
Dit videobericht van de Nederlandse Omroep RTL4 (2009) geeft je een idee van het gevaar van onderstromen.