Open brief aan Minister Crevits, Minister van Onderwijs
Vandaag werd ik ontvangen door de Heer Patrick D’Haese, raadgever Toerisme, Sport, Mobiliteit en Openbare Werken, op het kabinet van Minister Crevits, Minister van Onderwijs van de nieuwe Vlaamse Regering onder leiding van Minister Bourgeois.
Omdat ik later op dit gesprek nog wil terugblikken of ernaar wil verwijzen, neem ik mijn inleiding tot dit gesprek hier op:
Laat mij dit gesprek beginnen met u uit te leggen wat mijn motivatie en drijfveer is om u aan te spreken. Ons gezin van 6 heeft haar jongste zoon en broer verloren door verdrinking in zee aan de Oostkust van Zuid Afrika op 18 april 2011. Hij was er op vakantie samen met zijn broer van 29. Bavo was toen 21.
Wij konden niet begrijpen hoe dit kon gebeuren. Een kind dat zovele kansen was gegeven, dat over zoveel vaardigheden beschikte, dat zovele verantwoordelijkheden aankon, moest uiteindelijk het leven geven door verdrinking? Hoe kon dit gebeuren? Zijn dood mocht niet zinloos zijn. Dit paste niet bij zijn leven.
Vrienden en familie van Bavo startten de vzw Safe Coastal Tourism om zin te geven aan zijn overlijden, en om te voorkomen dat andere families en vrienden zouden moeten doormaken wat wij nu doormaken. De meeste verdrinkingen zijn immers te voorkomen.
We bestudeerden het fenomeen ‘holiday drowning’ en we kwamen erachter dat elk jaar wereldwijd naar schatting 400 000 buitenlandse èn binnenlandse toeristen omkomen door verdrinking in zee (bron: International Lifesaving Federation).
We volgden het onderzoek naar Drowning Prevention op, door onderzoeksartikelen te lezen, door naar Conferenties te gaan (in 2013 the World Conference on Drowning Prevention in Berlijn, Congressen van Lifesaving Foundation in Ierland in 2012 en 2013). We spraken organisaties in de toeristische sector aan, zoals reisagentschappen, maar ook ambassades en ministeries van toerisme, in Vlaanderen en in Zuid Afrika, en op het hoogste niveau de United Nations World Tourism Organization (UNWTO), in de hoop hen te kunnen overtuigen van het belang van het verstrekken van correcte, objectieve, niet misleidende en volledige informatie over ‘environmental risks’ op de door hen aangeprijsde vakantiebestemmingen. Op het niveau van de accommodaties hoopten wij op het op vrijwillige basis informeren van hun gasten. Op het niveau van de reisagentschappen en andere dienstverleners in de toeristische sector hoopten wij op de inschrijving van een informatieplicht in de gedragscode van hun overkoepelende organisatie. Op het politieke niveau hoopten wij op de implementatie van een legal duty of information.
Deze hoop kan niet ijdel zijn gezien ze in overeenstemming is met wat we kunnen lezen in artikelen 1 en 6 van de Global Code of Ethics for Tourism (GCET), nl. dat de toeristische sector verondersteld wordt passende maatregelen te nemen om de"gezondheid, de veiligheid en bescherming van toeristen te waarborgen". We moeten echter vaststellen dat "safety and security" beperkt is tot het beschermen van de toerist tegen criminaliteit. Fysische of omgevingsrisico's, waartoe de gevaren van de zee behoren, krijgen jammer genoeg geen aandacht.
Onze oproep om "safety and security" uit te breiden tot "environmental security" and "getting authentic information" krijgt weinig gehoor. Veel beloften en engagementen worden gedaan, zelfs op papier, maar weinig of niets wordt gerealiseerd. Is dit wegens een gebrek aan middelen? Vooral in ontwikkelingslanden zoals Zuid Afrika, worden de weinige middelen die lifesaving organisaties ter beschikking hebben, besteed aan het leren zwemmen van kinderen, niet aan het probleem van 'holiday drowning', Anderzijds moeten we echter vaststellen dat de toeristische sector evenmin geïnteresseerd is in het fenomeen van 'holiday drowning'. In Zuid Afrika en andere ontwikkelingslanden, welke recent aantrekkelijke vakantiebestemmingen zijn geworden, focust men op de economische voordelen van toerisme, en vreest men dat het benoemen van de risico’s een negatief beeld ophangt van een vakantiebestemming en toeristen zal weghouden. Maar ook in Vlaanderen wil de sector van de reisagentschappen niet weten van de inschrijving van een informatieplicht in haar gedragscode.
Er is echter meer aan de hand. De verantwoordelijkheid kan niet alleen gelegd worden bij de toeristische sector. De vraag die slachtoffers van bijna-verdrinking en/of nabestaanden van dodelijke slachtoffers vaak moeten aanhoren is, of deze niet beter hadden moeten weten. Moesten zij niet in staat zijn de risico’s te kunnen inschatten? Hebben zij hun zwemvaardigheden niet overschat?
Zo komen we bij de opvoeding en het onderwijs van onze kinderen. Beiden hadden hun brevet zwemmen behaald op de lagere school. Maar daar was het bij gebleven. Op de secundaire school kwam zwemmen alleen voor in het sportaanbod van het tweede jaar onder de vorm van reddend zwemmen.
Dat de invulling van de eindtermen zwemmen in het lager onderwijs heden een ommekeer kent, stemt ons hoopvol. De oude invulling van de eindtermen “1.24/ Leerlingen kunnen ongeremd en spelend bewegen in het water. 1.25/ Leerlingen voelen zich veilig in het water en kunnen zwemmen", nl. “25 m zwemmen met een correcte slag” is niet meer. Gelukkig maar!
Een groep van zwemexperts, de zogenaamde Baan Vier, heeft op vraag van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) een nieuwe leerlijn opgemaakt. De nieuwe leerlijn biedt een antwoord op de centrale vraag wat een kind moet kennen om de kans op verdrinking te beperken. Maar 'niet verdrinken' is niet de basis. “De centrale en eerste focus van de leerlijn is je doelmatig kunnen verplaatsen in het water met het oog op waterveiligheid.” Dit is dan ook de nieuwe definitie van 'kunnen zwemmen' in de leerlijn. Deze definitie houdt in dat je de 3 vaardigheden 'evenwicht', 'verplaatsen' en 'coördinatie' samen kan toepassen in het water. 'Kunnen zwemmen' is zodoende de basis voor verdere verbreding (naar andere zwemsporten) of verdieping (verder verfijning van de gestructureerde zwemslagen in de zwemsport).Lees er hier meer over.
Neen, de ommekeer maakt ons nog niet euforisch, want
• Scholen moeten déze nieuwe leerlijn niet volgen. “Iedere school van het lager onderwijs kiest welke leerlijn hij volgt om de eindtermen te bereiken.” zegt ISB. Maar dat is nou net het probleem, want nog niet iedereen, ook ouders niet, leggen de link tussen ‘kunnen zwemmen’ en waterveiligheid en zo bestaat het risico dat alles bij het oude blijft.
.
• Bekijken we vervolgens de eindtermen m.b.t. zwemmen in het secundair onderwijs, dan lijken deze nog verder af van wat vandaag zou moeten verstaan worden onder 'waterveilig gedrag': “Leerlingen kunnen één zwemslag doeltreffend uitvoeren, en beheersen voorbereidende vormen van reddend zwemmen.” Wat hebben deze eindtermen nog te maken met ‘waterveiligheid’ met het oog op preventie van verdrinking? Deze zijn heel vaag. En de leerplannen bieden al niet meer klaarheid, en kunnen vrijblijvend worden uitgevoerd of zelfs in vele secundaire scholen niet. Staat daar tegenover dat gemotiveerde leerkrachten Lichamelijke Opvoeding er wel in slagen eigen concrete leerplannen op te stellen en uit te voeren. Ik verwijs hier naar de leerplannen opgesteld door de vakgroep Lichamelijke Opvoeding van het Sint-Pieterscollege in Leuven dat beschikt over een eigen zwembad.
• Tenslotte, het nieuwe zwemonderricht is slechts één onderdeel van waterveiligheid. Het beperkt zich tot waterveiligheid in het zwembad. Deze alleen had mijn zoon niet kunnen redden. Jongeren dienen ook de nodige kennis en attitudes te worden bijgebracht om zich te wapenen tegen verdrinking in open water. Want de meeste verdrinkingen gebeuren in open water. De risico’s en de uitdagingen zijn groter in open water dan in een zwembad. Wind, golven, enz. creëren een gat tussen de zwembadervaring en de open water ervaring. Bijgevolg kunnen de competenties bereikt in een zwembadomgeving niet volstaan om zich uit een noodsituatie te redden in open water. Deze kennis en attitudes dienen jongeren bijgebracht te worden via educatieve programma’s. Een internationale werkgroep voor preventie van verdinking buigt zich over welke boodschappen m.b.t. waterveiligheid essentieel zijn. Met inachtname van deze boodschappen hebben wij zelf vorig jaar een project uitgevoerd ‘waterskills for life’. Lees hierover meer hier. Zo’n studiedag/workshop kan met relatief weinig tijd en weinig financiële middelen worden opgezet en kan een hoog rendement hebben. Dit bewijst de feedback die we op onze actie kregen.
Hoe kan volgens Safe Coastal Tourism via onderwijs en opvoeding sensibilisatie voor waterveiligheid meer aandacht krijgen?
• Sensibilisatie, sensibilisatie en nogmaals sensibilisatie via onderwijs.
• Ouders overtuigen van het belang van opvoeding van hun kinderen tot water veilig gedrag rònd en ìn alle soorten waters.
• Leerkrachten lichamelijke opvoeding die kinderen begeleiden tijdens de zwemles overtuigen van het belang van opvoeden tot waterveilig gedrag.
• De eindtermen zwemmen lager onderwijs implementeren in duidelijke leerplannen welke niet mis te verstaan en concreet zijn.
• Schoolzwemmen voor àlle leerlingen lager onderwijs zonder uitzondering.
• Water safety test i.p.v. klassieke zwemtest als evaluatie van veilig zwemmen in het lager onderwijs.
• Eindtermen zwemmen in alle jaren van het secundair onderwijs voorzien met het oog op water veilig gedrag.
• Op zijn minst in elke graad van het secundair onderwijs een dag inrichten naar analogie met de dag 'waterskills for life' welke door Safe Coastal Tourism werd georganiseerd ter gelegenheid van de actie Music for Life van Studio Brussel in december 2013.